"Kleding is langer houdbaar dan je denkt"
Evelien Verkerk is beeldend kunstenaar en expert van ons gebreide culturele erfgoed. Ze breit al bijna haar hele leven. Als kind was ze al gefascineerd door breien, ze leerde het op jonge leeftijd van haar moeder en oma. Sinds haar twaalfde breit ze haar eigen truien. Evelien werkte bijna twintig jaar als collectiemedewerker in een historisch museum. Het oude minutieus uitgevoerde breiwerk is een bron van inspiratie voor haar eigen werk. Evelien is expert in het zichtbaar en onzichtbaar repareren van wollen kledingstukken. Met “visible mending”, het zichtbaar repareren als statement, zet zij een duurzame omgang met onze kleding op de kaart.
Wanneer hoorde je voor het eerst over klimaatverandering?
Wanneer precies dat weet ik niet meer. Er zijn in de afgelopen decennia meerdere incidenten geweest waardoor we er op geattendeerd werden dat wij als mensen samen een heel erg groot effect op het systeem aarde hebben. De eerste keer dat ik mij dat ten volle realiseerde was door het gat in de ozonlaag. Dat de laag die ons beschermt werd aangetast door menselijk handelen maakte grote indruk. Net als toen ik voor het eerst hoorde van het ontdooien van de permafrost en de smeltende ijskappen.
Wat doet het klimaatprobleem met jou?
Ik sta er best vaak bij stil. Het heeft me een tijd lang angstig gemaakt. Ik ben een gevoelig iemand. Ik kan me er moeilijk voor afsluiten. Ik ben ook met zorg voor het milieu opgevoed, mijn moeder was ook veel met het milieu bezig.
Ik probeer de dingen te doen die ik kan doen. Ik koop spullen voornamelijk tweedehands. En sinds ik weet welke impact de kledingindustrie heeft op het milieu ben ik steeds minder kleding gaan kopen. En nu koop ik eigenlijk niks nieuws meer. Ik probeer zo goed mogelijk voor mijn kleding te zorgen.
Verder scheiden we ons afval zorgvuldig en zorgen we dat we zo min mogelijk afval hebben. Dat is echt een sport geworden: ons jaarlijkse restafval past inmiddels in twee vuilniszakken. Ik zorg dat er zo min mogelijk afval ons huis in komt. Ik neem al jaren mijn eigen gehaakte netjes mee naar de supermarkt zodat ik geen plastic tasjes nodig heb, ook niet voor groente en fruit. (Lacht:) De cassiere heeft er nog nooit wat van gezegd. Met het verbod op de gratis plastic tas vinden mensen het inmiddels normaal wat ik doe.
Ondanks dat verbod zie ik het plastic steeds verder oprukken. Zelfs bij de biologische supermarktketens. Het lijkt wel alsof er steeds meer producten worden verpakt. We zouden alle plastic verpakkingen terug moeten brengen naar de plek waar we het hebben gekocht zodat de vuilnisbakken in of naast de supermarkten binnen een mum van tijd overstromen. Daarmee maak je het probleem zichtbaar bij degene die het probleem het makkelijkst kan oplossen. Een supermarkt kan eisen stellen aan de producenten en de overheid.
De recycle-industrie moppert dat we ons plastic niet zorgvuldig genoeg scheiden. Wat is er nu simpeler dan een aanduiding op het pak of het bij het plastic-, of restafval moet of dat het composteerbaar is? Maak het zo simpel en duidelijk mogelijk zodat je precies weet wat je moet doen.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen een duurzame levensstijl krijgen denk je?
Het is een bewustwordingsproces. Duurzaamheid is van iedereen. Je moet de problemen kleiner maken en overzichtelijker. Problemen lijken zó ontzettend groot dat je het gevoel krijgt dat wat jij doet slechts een druppel op de gloeiende plaat is. Laat zien dat wat iedereen samen doet veel verschil maakt. Afval scheiden, een trui aantrekken in plaats van de thermostaat hoger zetten, spullen repareren in plaats van nieuwe kopen, biologisch eten: laat zien dat duurzaam gedrag normaal is. En niet een bezigheid van intellectuele, rijke mensen. Dat imago heeft duurzaam leven helaas nog steeds, dat moet echt veranderen.
Je moet bij jezelf beginnen. Ik geef workshops om kleding te repareren. Dat zijn kleine stapjes, elke keer bereik ik weer een paar mensen die er anders over gaan denken, die de lol van het repareren ontdekken.
Je workshops over oude en nieuwe technieken voor het stoppen van wol zijn befaamd in de breiwereld. Wie volgen jouw workshops?
Het zijn vaak de handwerkliefhebbers die het leuk vinden om zo’n oude techniek te leren. Achter het onzichtbaar repareren van wollen kledingstukken gaat een wereld van maas- en stoptechnieken schuil. En je kunt die technieken ook gebruiken om reparaties juist zichtbaar te maken: visible mending. Dat vinden de deelnemers aan de workshops vaak een eyeopener. Dat je een kledingstuk een heel ander karakter kunt geven en dat kledingreparatie ook een statement kan zijn. Een ode aan je kledingstuk. En een statement dat je je spullen ook kan repareren en behouden.
Op het lijf geschreven
Als we minder kleding zouden kopen en de kleding die we kopen met zorg kiezen kunnen we een heel groot verschil maken. Daar ben je ook zuiniger op. Er komen steeds meer initiatieven waar je als consument of label één kledingstuk of in kleine oplage custom made kleding kunt kopen. Kleding precies naar je smaak en op je lijf geschreven. Initiatieven die een eind willen maken aan overconsumptie en roekeloze productie, die leiden tot de ontwaarding van kleding en de verspilling van energie en grondstoffen.
Een heel leuk initiatief vind ik Knyttan uit Londen, dat zijn custom made industrieel geproduceerde truien. En een ander heel mooi Nederlands initiatief vind ik The Girl and the Machine van Rosanne van der Meer. Zij werkt aan het omdraaien van de modeketen door het ontwikkelen van gebreide kledingstukken, die ze aan persoonlijke voorkeuren en maten aanpast alvorens ze het kledingstuk in productie neemt. Ze werkt met een hele grote rondbrei machine, die in één keer zonder naden een trui kan maken. Ik heb een jurk gekocht om dit geweldige initiatief te steunen, die zit als gegoten, echt heerlijk. En ik ben ook fan van Annemieke Koster van Enschede Textielstad, ze wil Enschede weer als textielstad op de kaart zetten en textiel duurzaam produceren. Dit soort initiatieven komen langzaam op.
Textiel als erfstuk
Dit bewustzijn moet ook bij consumenten groeien. Als je een kledingstuk koopt en je zorgt er goed voor, dan kan iets wel tien, vijftien jaar en soms wel een leven lang mee gaan.
Wat betreft je onderzoek naar textiel in museumcollecties. Hoe gingen wij vroeger met kleding om?
Als je heel goed kijkt naar oude kostuums zie je dat er veelvuldig gerepareerd en vermaakt is en zie je overal kleine “stopjes”. Maar het werd heel goed gedaan dus je moet goed kijken. Vaak werd kleding ook samengesteld uit verschillende kledingstukken. Alles werd eindeloos vermaakt, een jurk kon generaties lang meegaan en werd steeds weer aangepast aan de mode. Een heel mooi voorbeeld is het “Walcherse jak” wat op een bepaalde manier gemaakt is. Er zijn geen geknipte naden, alles is gevouwen en dan vastgenaaid. Door het los te halen kan je het groter maken of nog een keer terugvouwen om het kleiner te maken en het aan te passen aan een veranderend lijf of een nieuwe eigenaar. Vroeger was het heel gewoon om dat te doen. In de 19e eeuw en langer terug, had stof een grote waarde, textiel was kostbaar. Rijke boeren hadden een goed gevulde linnenkast vol met rollen linnen om hun rijkdom te laten zien. Dat was hun kapitaal. Ze hadden genoeg linnen om kleding te maken. Textiel werd ook vererfd. Als je ging trouwen kreeg je linnen mee. Texiel was verre van een wegwerpartikel. Mensen waren er heel zuinig op.
Houdbaarheid van kleding
Textiel kan ook heel lang meegaan. Mensen staan daar niet bij stil. In museumcollecties vind je dingen die van linnen en wol gemaakt zijn van honderden jaren oud. Linnen kan niet zo goed tegen vocht en wol is gevoelig voor vraat van beestjes. Als je het goed bewaart kan het heel lang meegaan.
Handwerkles
Evelien laat een aantal herstellapjes zien die honderd jaar geleden gemaakt zijn. “Meisjes leerden op school een uitgeknipt vierkant in een stuk stof zo te repareren dat het nauwelijks meer zichtbaar was. Ik heb in museumcollecties ook nog oudere herstellapjes gezien, de oudste was uit de 17de eeuw. Dat is zo knap gedaan, alleen als je ze tegen het licht houdt zie je de reparatie. Het moet aan twee kanten goed zijn. Vroeger wisten mensen gewoon hoe dat moest. Ik vind het jammer dat kinderen op school niet meer leren handwerken. Het zou zo goed zijn als ze zelf iets leren maken, dat je bewust wordt hoeveel werk er in zit om een kledingstuk te maken en hoe raar het is om een kledingstuk zo maar weg te gooien. We gooien kleding zo makkelijk weg omdat we er veel te weinig voor betalen. Er is zoveel onrecht en uitbuiting in de kledingindustrie. Kinderen zijn daar heel gevoelig voor. Het zou goed zijn om kinderen al jong bewust te maken van de hoeveelheid arbeid die er in bijvoorbeeld het maken van kleding zit”.
Zeep aan de wilgen
In het depot van het Openlucht Museum waar ik nu werk heb ik zeer oud textiel in mijn handen waarbij ik mij vaak weer verwonder hoe goed het de tand des tijds heeft doorstaan. En dat zet mij ook aan het denken over hoe wij met ons moderne textiel omgaan. Want als je oud textiel zou wassen met moderne wasmiddelen dan zou je het vernietigen. De chemicaliën maken het oude weefsel kapot. De stof wordt chemisch opengezet en dat tast de stof aan. Zuivere zeep is dan nog het minst erg voor (oud) textiel.
Ik heb laatst een heel interessant boek gelezen: The dirt on clean. Dat laat de geschiedenis van onze wisselende omgang met zeep en wassen zien. In de tijd van de Romeinen zat men bijvoorbeeld het liefst de hele dag in bad maar een deel van de Middeleeuwen was een laagje vuil een paar eeuwen heilig. Minder wassen en minder zeep zou een zegen zijn. Voor textiel, ons lijf en het milieu. Ons eigen lijf redt zich uitstekend met wat minder. Dit boek zet je aan het denken en zou een grote milieu-impact kunnen hebben.
Tot slot een vraag over je lievelings- en je warmste trui. Wat is je warmste trui?
Mijn warmste trui is een zelfgebreide trui van Engels tweedgaren naar patroon van een Engelse ontwerper, Kaffe Fassett. Maar die is zo warm dat ik hem alleen aan heb als we in de winter naar Zuid Limburg gaan, naar een huisje met bijna geen verwarming. Die trui gaat elk jaar weer mee. De ellebogen heb ik al wel een keer gestopt, de trui heeft een col, lange mouwen, en is lang van snit. Ik heb het snel te warm. Voor dagelijks dragen heb ik het liefst deze groene trui aan van dunne goede wol dat is echt mijn lievelingstrui. In deze trui kun je me uittekenen. Ik gebruik vaak een zelfgebreide sjaal als extra “trui” als ik het warmer wil hebben.
Ik zou de winkelketen waar ik hem jaren geleden heb gekocht best willen laten weten wat ik nou zo fijn vind aan het model en het materiaal zodat ze ervaringen van klanten kunnen gebruiken. Hasmik Matevosyan bepleit al jaren een dialoog tussen klanten en kledingmerken om de overproductie in de kledingindustrie tegen te gaan.
Dat steeds meer ontwerpers nadenken over de vraag hoe je vraag en aanbod beter bij elkaar kunt brengen om verspilling tegen te gaan stemt mij hoopvol. Textiel is zeer waardevol, het is de hoogste tijd dat we het herwaarderen.
Kijk op het blog van Evelien voor nog meer inspiratie en patronen: NederlandsGebreid.org
Warmetruiendag is een actie van © Klimaatverbond Nederland. Alle rechten voorbehouden. | Colofon | Disclaimer | Privacy